15 reacties

Toekomende tijd

Het kan niet anders, gezien mijn leeftijd, dat mijn gedachten van tijd tot tijd afdwalen naar de vraag hoe lang ik nog zal leven, waar ik zal zijn en hoe het zal zijn. Eén ding weet ik zeker, het zal beslist anders zijn dan dat ik denk. Na welke overpeinzing ik weer vrolijk verder ga met iets doen waarin mijn hart ligt. Geen somberheid dienaangaande. Ik ben niet echt gek op het winkelcentrum waar ik mijn boodschappen doe. Een gemiste kans voor een gezellig winkelplein met een terrasje, een cafeetje en wat wij noemen, de middenstand. De huren zijn hoog, we hebben geen groenteman meer, geen echte boekhandel, de AKO doet zeker zijn best, vooral veel ketens, Action, Kruidvat etc. Kledingzaken, vooral voor de prettige leeftijd waar 'oud(er)' nog ver in het verschiet ligt. Maar wat er veel voorkomt, kleine kindjes met moeders en/of vaders. En daar kijk ik graag naar, vaak met een lach. Het is alweer lang geleden dat mijn kleinkinderen klein waren. Ik zie een klein spierwit jongetje, naast een vader die te grote stappen neemt. Het kereltje houdt zich stevig vast aan een vinger van zijn vader, hij kan er net bij en moet op een drafje lopen. Ondertussen zingt hij een liedje, het is meer neuriën; sol-mi-do; sol-mi-do. Ik kan niet anders dan ze na kijken. Verder het winkelcentrum in zie ik een wat groter joch, vier jaar zo ongeveer. Hij holt wat vooruit, kijkt rond en holt weer vooruit. Vader en moeder houden hem wel in de gaten. De wereld is leuk, straalt hij uit terwijl hij verrukt om zich heen kijkt. Een meisje loopt, kennelijk tussen opa en oma in. Hand in hand en ze wordt op de maat aan haar armen omhoog getrokken totdat ze weer op haar voetjes staat. Nog een keer, roept ze en hup daar gaat ze weer. En net voor ik naar de viswinkel afbuig hoor ik een stem achter mij: Hier kreng, vreten en bek dicht. Geschrokken draai ik mij om. Moeder en dochter, beiden met fel rood gelakte nagels, geplamuurd gezicht en met bling behangen, beiden achter een overvolle winkelwagen. Die zijn al uren bezig, denk ik en zie dan het kleine meisje, dat met de zojuist gehoorde harde woorden een gevulde koek toegestopt krijgt. Dat komt nooit meer goed, denk ik en kijk naar het vertrokken gezichtje van het kind. Blonde krullen, blauwe ogen en een wit gezichtje. Hier kreng, vreten en bek dicht. Ik vergeet de haring en loop richting fietsenrek. Op weg naar huis passeer ik een moeder die, misschien wel voor de zoveelste keer, achter een weglopend joch aanholt, hij krijgt een tik op zijn hoofd : kankerjong dat je d'r bent. Ook dat komt nooit meer goed. Dat kleine grut heeft een toekomst, die ik waarschijnlijk niet zal meemaken. Sommigen zullen opgroeien in de overtuiging dat het leven ook leuk kan zijn, sommigen zullen veel harder moeten opboksen tegen negatieve invloeden. In mijn directe omgeving wonen kinderen die ik van kleins af aan heb zien spelen, nu gaan ze naar het vervolg onderwijs. Met een beetje geluk zie ik die nog wel in hun twintiger jaren. Ik vind het prachtig om, van een afstand, hun groei en ontwikkeling te kunnen volgen, zoals ook bij mijn eigen kleinkinderen. Ik geniet er van op mijn manier. Totdat ik ophoud te bestaan. Toch een wonderlijke gedachte.