8 reacties

Free Writing; los schrijven.

Het aanwezige gevoel dat mijn korte verhalen zijn uitverkocht, deed mij besluiten afscheid te nemen van de schrijverskring Gyrinus Natator. Want lid zijn van een groep betekent ook dat je mee doet. Daar ging het haperen van mijn kant. Maar ik wil wel blijven schrijven en hoe moet dat dan.
Mijn probleem is dat ik zoveel ideeën heb die allemaal staan te dringen in mijn hoofd. Niet netjes in de rij, wachtend op hun beurt, nee een rommeltje van door elkaar krioelende flarden, gedachten. Net een klas waarin geen orde te houden is.
Ik heb al eens een keer opgemerkt dat ik associatief denk, praat en schrijf. Als kind kreeg ik het etiketje ze ziet alle vogeltjes vliegen. Toen ik bij de padvinderij als kabouter werd geïnstalleerd kreeg ik de kabouternaam Snaterbekje. Alle omstanders lachten, iets wat feestelijk had moeten zijn werd mij afgepakt.
Maar nog steeds zie ik alle vogeltjes vliegen; ik moet ergens inspiratie vandaan halen voor een bevredigend leven.
De meeste mensen zullen, denk ik, een idee bij de kladden grijpen en dat uitwerken. Zoveel weet ik inmiddels wel van mijzelf, dat moet ik niet doen. Het heeft geen zin om een gedachte 's avonds op papier te zetten om dat de volgende dag aan alle kanten te gaan bekijken en uit te werken. Ik denk allang weer wat anders.
Grote bewondering heb ik voor mensen die in staat zijn een onderwerp te nagelen en daar keer op keer over kunnen schrijven. Zo maar, een aantal blogs achter elkaar. En nog boeiend ook. Er zijn zulke blogs en ik volg ze met groot plezier.
Wat zijn dan die ideeën die in mij zitten opgesloten en wachten om eruit te komen?
Mijn jonge jaren, waarin ik elke keer opnieuw naar een bidonville vertrok in de buurt van Parijs, om daar als vrijwilliger te werken, samen met andere jonge mensen uit andere landen. Uit Denemarken, Duitsland, Italië zelfs. Het zijn de jaren 60 en ik werkte voor een uitzendbureau, verhuurde mijn kamer voor drie maanden, dat scheelde huur en ik bleef er verzekerd van bij terugkeer. Een kamer in Amsterdam was erg gewild en zeker die van mij, drie hoog voor met uitzicht op de Amstel.
Ik kan ook schrijven over de periode dat ik als ziekenverzorgster in de geriatrie werkte. Vooral de nachtdiensten waren heel apart.
De tijd dat ik met mijn gezin uit Amsterdam verhuisde naar een nieuwbouwwijk onder de rook van Utrecht. Ziek van alles wat er niet meer was besloot ik een cursus op te zetten om in 's hemelsnaam mensen te ontmoeten. Van de woonkamer werd een atelier gemaakt en van de zolder maakten we een woonkamer. Een cursus handvormen in klei, vertelde het stencil waarvan ik 200 afdrukken maakte en die in 200 brievenbussen stopte. Er kwamen 10 mensen op die steeds weer terug kwamen. Want toen, was mijn atelier de enige plek waar ontmoetingen plaats vonden. Er kwamen drie draaitafels bij en met een ovenbouwer werkte ik een experimentele keramiekoven uit, die tot 1300 graden kon stoken, steengoed en porselein, op het lichtnet.
Onderwerpen te over, dus.
 Waar ik nu aan begonnen ben is 'free writing'. Ik zet mijn pen op papier en schrijf zonder nadenken, zonder te stoppen. Kom ik op een gegeven moment niet verder, dan kan ik het laatste woord herhalen, totdat ik weer door kan schrijven. Zo ben ik in ieder geval met schrijven bezig.
Soms, een stofzuigklus of onder de douche, kan er ineens een uitstekend idee in mijn hoofd opkomen, dan schrijf ik achter elkaar een goede tekst, in mijn hoofd. Ga ik dan achter mijn computer zitten, is die hele tekst weg en haal ik bij benadering niet die mooie zinnen die er net nog wel waren.
Het is al gedacht. Schrijven hoeft niet meer. Zo iets, denk ik dat er gebeurt in mijn reactiezone .
Zo verging het mij ook in mijn kleiperiode. Op het moment dat ik een gedachte had, werkte ik uit in klei, of het technisch kon. En, kreeg ik het idee dat het kon, dan hoefde ik het niet meer te maken. Het weten was genoeg.
Misschien speelt er nog iets anders. Toen ik pas met klei begon en ik niet wist of er ooit wel iets uit zou komen, kwam er altijd een enorme spanning over mij als ik merkte dat het ging zoals ik wilde.  Meestal legde ik dan een natte lap over de vorm, trok mijn jas aan en liep naar buiten, weg van de spanning. En soms, wanneer ik een tekst bedacht heb, komt er een onrust in mijn lijf, dan gaat het schrijven niet snel genoeg, het houdt mijn denken niet bij en ik loop weg.
Waarom ik dan toch schrijven wil? In één van onze laatste gesprekken, vlak voor zijn dood, zei mijn broer :"Maar jij bent altijd aan het ordenen, zie je dat dan zelf niet. Van klein kind af aan ben jij aan het ordenen geweest en dat doe je nog".
Dat heb ik inderdaad nooit zo gezien maar hij had gelijk, besefte ik op dat zelfde moment. Ik schrijf om te ordenen.
En wanneer ik niet meer zal schrijven, zal vormgeven, ben ik bang, dan zal ik ophouden te bestaan.

9 reacties

La Loba Wolvenvrouw of La Huesera Beendervrouw.

Het is weer een man gelukt ergens op de wereld een steen aan het rollen te krijgen. Een steen die levens zal vermorzelen en voor doden zal zorgen. Poetin, groot politiek leider van Rusland, zo ziet hij zichzelf ongetwijfeld.
Kortzichtigheid alom. "Houd je bek, vuile fascist";" Rot op naar je eigen land". "Dit is mijn land", protesteert een ander,  "Hier ben ik geboren". "Jij hebt de oorlog niet mee gemaakt". Dommer kan toch bijna niet.
 De rest van de wereld kijkt zwijgend toe.
Genoeg mannen die teleurgesteld in hun leven, de wapens willen opnemen tegen hun buurman.
Testosteron in grote hoeveelheden aanwezig.
Met een schouderophalen leg ik de krant op de stapel die al klaar ligt om weggebracht te worden.
Maar het laat mijn gedachten niet met rust. Alsof vrouwen zoveel beter zijn, zegt een klein stemmetje. Ja, wij zijn beter, uitgerust met een zorgvermogen, wij behoeden het leven. O ja? Ben je Huda Ammash vergeten, om maar iemand uit jouw eigen tijd te noemen? Het stemmetje dwingt mij na te denken.

Huda Ammash, microbiologe en de enige vrouw in de militaire top van Saddam Hoessein.
Haar vader werd vermoord op last van Hoessein want hij was het niet eens met de strategie van de baas van zijn land. Maar zijn dochter, Huda, studeerde biologie aan de universiteit van Bagdad en ging toen naar Amerika om microbiologie te studeren in Texas en in Minnesota. Zij kwam terug, zwoer eeuwige trouw aan de moordenaar van haar vader en werkte verfijnend aan de uitvoering van de microbiologische oorlogsvoering.
Huda Ammash, de vrouw die werkte aan de vernietiging van mens en aarde, wachtte slechts op een teken van haar leider.

Ik ken een verhaal, voortgekomen uit de mythologie van Mexico. Eén van 's werelds oudste verhalen.
Ik las haar in het boek 'De ontembare vrouw als archetype in mythen en verhalen' van Clarissa Pinkola Estés en vond haar een waardige tegenhanger van Huda Ammash.

La Loba de wolfsvrouw, ook wel La Huesera de beendervrouw genoemd. Zij verzamelt beenderen die in de woestijn liggen en vooral de beenderen van dat wat verloren dreigt te gaan. Zij verzamelt die beenderen net zo lang totdat zij een compleet skelet van een wolf kan uitleggen tot aan het kleinste botje toe.
Dan strekt zij haar handen uit boven het skelet en zingt. Net zo lang totdat er vlees op de botten komt; spieren over het vlees en huid over de spieren.
Zij zingt net zo lang door totdat er vacht ontstaat op de huid en zij zingt door totdat het wolvenschepsel begint te ademen.
En, terwijl zij onverminderd en krachtig door zingt, opent de wolf de ogen, springt overeind en rent weg. Door de snelheid waarmee de wolf rent verandert deze in een lachende vrouw die vrij naar de horizon rent.

In de huidige, toch weer dramatische tijd denk ik vaak aan La Loba. Een verhaal waarmee ik misschien niets kan in de grote wereld maar wel in mijn eigen kleine. Een verhaal van troost, wat we soms zo hard nodig hebben.

One world trade centre.

8 reacties

Voorbij tijd

Vraag jij je nooit eens af hoe het zal zijn, hoe je dood zal gaan. Alleen, thuis, in je slaap of op de wc. Bij vrienden, in een ziekenhuis?
De vriendin die mij dit zo onverwacht vraagt ken ik al meer dan veertig jaar als de nuchterheid zelve; gevoelig maar nooit in dweepstand.
Sinds zij haar man op een hele vroege ochtend dood op de bank vond, met een glas water op de borst, denkt zij daar regelmatig aan.

Wanneer ik op mijn trein wacht, lekker in het zonnetje, bespringt mij een andere gedachte.
   - Zullen mijn kinderen wanneer ik dood ben iets speciaals doen,iets persoonlijks -
Van schrik doe ik mijn ogen open, waar komt dit nu vandaan. De gedachte meandert door.
   - Misschien zeggen ze wel tegen elkaar: Laten wij mamma's lippen rood maken. Ze ging nooit de deur uit zonder lippenstift op. Tot op hoge leeftijd, zou de ander aanvullen en een beetje giechelig zouden zij zich over de kist buigen - .
Ik zie het ze doen, hoor het ze zeggen en glimlach in het zonnetje.

Mijn moeder was boos toen ze stierf. Nooit heeft zij met open vizier geknokt voor wat zij wilde altijd was zij in lijdelijk verzet. Haar sterfbed kon zij niet verdoezelen maar ze sloot zich af.
Handen tegen haar lichaam gebald tot vuisten. Ogen en mond stijf dicht, zij maakte geen deel meer uit.
De laatste dag dat wij echt contact hadden viel zij in haar stoel steeds in slaap en reageerde verrast als zij mij zag zitten "Hé, jij hier, wat fijn...".
Voor mij was dit het begin van het einde. Niet aangekleed, steeds mij weer vergetend en korte hazenslaapjes door de lange dag heen. Aan het einde van de middag inspecteerde zij haar benen toen ik de kamer weer binnen kwam en zei tegen haar: "Ja ja, bijna 93 jaren en eindelijk mooie benen".
Zij schaterde op haar manier van vroeger. Hoofd achterover, mond wagenwijd open, ogen tot spleetjes en haar schouders schokten. Alleen, geen geluid. Ik lachte mee en iedere keer begon ze overnieuw. Mooier slot van die dag was er niet. Twee weken later stierf ze.
Ver na middernacht liet het leven haar los. Haar ademhaling was zo raspend, zo moeizaam dat ik regelmatig weg moest lopen om zelf even lucht te happen voordat ik opnieuw bij haar kon zitten.
Zij was die nacht niet alleen, maar zo stierf zij wel. Was dat haar keuze of kon ze niet anders?

Mijn vader hield de laatste uren van zijn leven mijn hand stevig vast en als ik wat tegen hem zei kneep hij in mijn vingers. Ik zat dicht bij hem om hem te laten voelen dat hij niet alleen was. Drie maanden heeft hij na een te grote operatie in een verpleeghuis gezeten. Mijn moeder kon hem niet meer in haar bejaardenwoning met verzorging hebben. Zij met haar te hoge bloeddruk, "Nee, dat kan ik echt niet aan".
Wat moet hij eenzaam zijn geweest. Hij heeft haar op handen gedragen, alle jaren van hun huwelijk.
Bij ieder bezoek was hij minder aanwezig. Altijd een smulpaap, nam ik lekkere hapjes voor hem mee; het werd te veel. Hij was op.
Opgebaard in het bejaardenhuis waar hij maar een paar jaar woonde, kwamen veel mensen afscheid nemen. Zijn begrafenis was voor mij een klein feestje voor zijn leven.

En nu? Nu zit ik in het zonnetje te wachten op mijn trein en vraag mij af hoe mijn dochters dat bij mij zullen doen. Op hun eigen manier, mag ik hopen. Slotfeest van mijn leven.
Wanneer het een lijdensweg is geweest mogen zij zich opgelucht voelen dat het voorbij is. Wanneer het zomaar, boem, uit is, hoeven zij niet verdrietig te zijn. Als mens heb je het na kijken, hoe dan ook.
Ik stel mij de eeuwigheid voor als de lavendelblauwe nevel die soms boven zee hangt op een warme zomerdag en de zon filtert tot een warme gouden gloed. Een altijd durende deining met de vriendelijke ruis van een omslaande golf.
Geen grenzen om tegen aan te botsen, wat een heerlijkheid.

achtertuin van mijn ouders.

8 reacties

De diëtiste en ik.

Ik doe het niet zo slecht, bleek gisteren bij de diëtiste waar ik naar toe was gestuurd door mijn bloeddrukconsulente. Ook daar doe ik het goed en wie wil nou niet die bevestiging van tijd tot tijd.
Alleen mij cholesterol is te hoog, vooral gezien mijn hartgeschiedenis?
Mijn hartgeschiedenis? Eigenlijk ben ik de enige die mijzelf niet beschouwt als hartpatiënt, immers, goed gerepareerd is er geen vuiltje meer aan de lucht? Ik ben ook de enige die zich verzet tegen het etiketje 'chronisch'...... Ik weiger mij te laten inlijven bij het leger mensen met een chronische kwaal.

Maar goed, mijn cholesterol is te hoog. Bij navraag bleek het ldl (slechte cholesterol ) 3.5 te zijn, lager dan het jaar daar voor, 4.0. Het was dus al gezakt maar dat werd er niet bij verteld.
Of ik weet wat etalagebenen zijn, ja dat weet ik en nee die heb ik niet. Of ik wel genoeg beweeg is de volgende vraag en dan begin ik te steigeren. Of zij wel weet dat ik zeer volwassen ben en niet bevraagd hoef te worden als een klein kind. Daar heeft zij niet van terug. Ik zie er misschien niet naar uit maar ben zeer wel in staat mijn kont tegen de krib te gooien.
Maar of het een goed idee zou zijn naar een diëtiste te gaan. Ik had al bedacht dat ik beslist geen pillen tegen mijn ldl wil slikken. Een ervaringsdeskundige vertelde mij dat die beroerde bijwerkingen hebben.

We hebben veel gelachen, die diëtiste en ik. Nu ben ik een associatief schrijver, denker, prater; een vraag van haar roept bij mij een herinnering op die ik haar dan ook meteen maar geef.
Mijn eerste opmerking, dat ik bij het lezen van die dingen die nu even niet goed voor mij zijn, sterk het gevoel kreeg in een Calvinistische groep verzeild te zijn geraakt, immers alles wat lekker is, is van nu af aan verboden, deed haar al in de lach schieten.
Aangezien ik met allerlei mensen in allerlei situaties heb gewerkt, werd het een boeiend onderhoud.
Herinneringen is al wat ik nog heb, vertelde ik mijn schoonzoon onlangs, waarbij ik het melodrama niet schuwde. Laat ik het zo zeggen: Ik heb veel waar ik uit kan putten, de tijd dat ik kan toevoegen is korter.

Revenons à nos moutons, een uitdrukking uit een toneelstuk van Molière, dat ik onthouden heb sinds de middelbare school, omdat ik het zo geestig vond. Terugkeren naar mijn uitgangspunt: mijn te hoog ldl. Ik ga aan de roderijstgistextract, tip van een vriendin en die overheerlijke speklapjes waar ik zo gek op ben, ingesmeerd met sojasaus en bestrooid met anijsnageltjes, die moet ik maar heel lang niet eten. Koken is een bevredigende bezigheid, ik ga mij toeleggen op nieuwe ideeën. Vis zal een heerlijk onderdeel daarvan zijn.





3 reacties

Toekomende tijd

Twee nieuwe boeken liggen op mijn leestafel die soms ook mijn eettafel is.
Twee onderwerpen die mij het afgelopen jaar stevig hebben bezig gehouden en van tijd tot tijd voor boosheid hebben gezorgd.
Ik vind het, soms, zeer kwalijk dat ik zomaar 70+ ben geworden en vanuit dat besef komen er vragen naar boven, hoe het zal zijn om dood te gaan en hoe dat zal gebeuren. Zal ik alleen zijn, of in mijn slaap, of erg ziek, erg verward. Het soort vragen waarvan ik weet dat vooral alleenstaanden die hebben.
Natuurlijk benauwd dit onderwerp mij, ga ik liever over tot de orde van de dag. Maar ik kan niet anders dan mij voegen naar die gedachtestroom zoals ik mij altijd heb gevoegd naar datgene wat zich aan mij voltrekt terwijl ik zelf andere plannen heb.
Goed, nu dus die twee boeken. Eerst de ouderdom en dan de dood. En met die volgorde mag ik mij gelukkig prijzen. Meer dan genoeg mensen om mij heen hebben de leeftijd van 70 niet gehaald, dierbare vrienden, familieleden, missen doe ik ze. Niet zeuren denk ik dan. Precies mijn punt. Ik wil niet zeuren, mijn punt van aankomst is mijn oude dag.
Ik krijg het idee dat oud worden niet meer mag; oud worden zonder het te zijn is het parool.
De blije 70+, die fietst, voetbalt met kleinkinderen, nog een duik in het meer neemt, al dan niet voorzien van inlegkruisjes. Niets oud en krakkemikkig. Dat is maar goed ook, met de huidige gezondheidszorg want die is uitgehold, bezuinigd heet dat eufemistisch. Wij moeten zelfstandig blijven, zo lang mogelijk. Mijn idee en ik ga er voor. Zolang ik niet op de fiets geschept word door een 16-jarige die op zijn fiets aan het sms-en is, of onderuit ga op een pas gedweilde vloer in de drukte van het centraal station, ik noem maar een dwarsstraat. Ik wil wel zelfstandig blijven, vrolijk mijn oude dag binnen huppelen en vooral blijven lachen. Helemaal gerust ben ik er niet op.
Rudi Westendorp kon er mooi over praten bij De wereld draait door. Zijn brillenglazen schitterden, zijn vlinderdasje ging er bijna van fladderen: kinderen die nu geboren worden kunnen wel héél oud worden, in de toekomst zelfs wel 135 jaar, dat was niet uitgesloten. Heb je wel een waterhoofd nodig, dacht ik, waar laat je levenservaring van 135 jaar. Ik moet er niet aan denken. De pil van Drion moet dan toch echt wel beschikbaar zijn, om de balans in balans te houden.
Het boek van Bert Keizer, Tumult bij de uitgang gaat over het gebrek aan plaats voor doodgaan in deze huidige tijd. Doodgaan wordt het grote menselijke falen in de komende tijd. De maakbare wereld heeft de toekomst.
 "Wat, bent U pas 85, hoe durft U. Wij denken aan 130 jaar, even nog volhouden hoor...".
 Wat een heerlijke wereld.
Misschien moet toch eerst dat sterven goed geregeld zijn, voordat we gaan voor die hele hoge leeftijd. Mij ontgaat het nut van almaar meer willen, ouder, gezonder, ingrijpen in het leven. Wat een dwaas is de mens. Doorgeschoten evolutie.

Wat ik wil proberen is vrede te krijgen met datgene wat ik niet veranderen kan. Ook ouderdom is een groeiproces, waarin iedereen niet alleen  zijn eigen persoonlijkheid kan volgen maar ook ontplooien.
Misschien ook, afmaken wat is blijven liggen in de vruchtbare jaren van leven.
De twee boeken die ik gekocht heb, geven mij het gevoel dat ik niet werkeloos aan de kant ga staan maar opnieuw mijn groei ter hand neem. Maar ouder dan 93? Echt niet!

4 reacties

Gesprek met een schilderij

Je bent mijn leven binnen gekomen in grijze tinten met hier en daar een lichte toets.
Vanuit een prachtige lijst kijk jij mij aan. Als schilderij ben je nu van mij, in mijn huis en de plaats die je krijgt aan de muur moet ik nog even goed bekijken. Omdat het licht anders valt dan ik dacht.
Aanwezig ben je, al is het alsof je alleen maar even om de hoek kijkt.
Waar zou je staan, half in een deuropening? Wachtend tot iemand je opmerkt, kijkend in een kamer vol mensen die praten met elkaar?
Ik kan van alles bedenken. Mijn eigen verhaal bij jouw portret. Dit is voor mij de kracht van jouw blik. Ik kijk naar jou, jij kijkt terug.
Al poserend heb je waarschijnlijk naar de schilder gekeken. Zo nu en dan een woord gewisseld. Je blik soms naar rechts, naar links laten gaan maar altijd terugkerend naar dat ene punt.
En, wanneer de tijd vordert verdwijnen de woorden, wordt de stilte dieper en breder. Een woordeloos gesprek.
Nu kijk jij mij aan en ik kijk terug. Zonder woorden.

Geschilderd door Martin Koole

6 reacties

Nachtelijk inzicht.

Ze zijn al minstens twintig jaar de deur uit, die kinderen van mij en ik realiseer mij dat de periode van huisje ,boompje ,beestje, nog steeds de leidraad is in mijn huidige bestaan.
Alsof  de periode na de dood, na het uitvliegen en van alleen doorgaan, geen schaduw heeft.
Nog steeds voel ik mij schuldig als ik 's morgens niet om acht uur achter de krant zit. Half Nederland is immers al op de werkplek en ik, lui mens, steek net een teen uit bed.
In die twintig jaren heb ik menig cursus gevolgd, gegeven en vrijwilligerswerk gedaan. Kortom, ik heb mijn leven opgepakt, nieuwe stappen ondernomen.
Maar toch, mijn 'primetime' was het gezin, de kinderen en mijn atelier. Het ritme van opschieten, organiseren, halen en brengen, die hele roes van leven, dat zit nog onder mijn huid. En loopt stuk, natuurlijk, want die tijd is niet meer, zou ik ook niet meer kunnen opbrengen.
En in dat stille nachtelijke uur, waarin ik dit allemaal doordenk, komt een sprankje inzicht.
Het is niet erg dat ik niets meer moet. Ik heb genoeg gedaan in het verleden en ik doe nog steeds genoeg in mijn hier en nu.
Een metafoor, ik zit op de rand van een zwembad en zwier lekker met mijn voeten door het water. Voor mij allerlei mensen die op hun eigen manier baantjes trekken, fanatiek hier, gezellig kletsend daar. Ik hoef niet meer. Ik heb genoeg baantjes getrokken.
Daar gaat het kleine kind, dat zo graag wil dat haar moeder haar lief vindt. Verderop het schoolkind dat niet mee mag doen, omdat ze uit de grote stad komt en "suks deugt niet" zei een moeder van een dorpsdochter. De puber in het diepe, die zeker weet dat de toekomst spannend is en vol avontuur en zij is vast van plan al die avonturen te beleven. De jonge vrouw in borstcrawl, die ontdekt dat ze moet oppassen, de wereld is vol mensen die allemaal hun plekje onder de zon willen.
Ik heb mijn taken volbracht, zo goed als ik kon en nu? Geen baantjes meer, tenzij ik wil.
Ik hoef niet uit het water dat mij draagt. Ik mag uitdrijven.

Als de metafoor oplost, neem ik mij voor om dit nu eens te onthouden. Om het niet te laten onderschoffelen door weer nieuwe gedachten, nieuwe ideeën.
Ik kan mijn dagen in mijn eigen ritme delen, mijn tijd, mijn energie. Misschien dat dan die onderhuidse onrust verdwijnt, dat gevoel van geen voldoening.
Nog één keer doemt het zwembad op. Het zwembad in Vleuten, waar het daglicht naar binnen valt. De namiddagzon schijnt op het water, tovert gouden randjes en ik haast mij niet naar het eind van de baan, ik drijf uit.