4 reacties

herinnering, slot.


19.02.2012

We gaan naar boer Knibbe, dat is een kwartiertje lopen.Willy huppelt naast hem.
We gaan naar boer Knibbe, boer Knibbe, zingt ze.
Wim lacht. Wat ben je toch een raar kind.
Ze houdt van schrik haar mond. Ineens weet ze wat ze fout doet.Op het plein in Amsterdam waren zij altijd aan het zingen, zij en haar vriendinnetjes.
Ze maakten woordspelletjes en hadden versjes om bij te hinkelen, bij kringspelletjes.
'Alles in de wind, 't is maar een schipperskind'en 'Ik heb een mooie bloemenmand, aan wie zal ik die geven...'.
Hier spelen kinderen niet buiten maar in de tuin onder aan de dijk, die te smal en te druk is om te spelen.Met meer dan twee kinderen mag je in de meeste tuinen niet komen.Dus niet hinkelen, balspelletjes of in de kring met een hele groep vriendinnen.
Op het dorp wonen boerenkinderen, haar lijkt het leuk spelen op de boerderij tussen kleine dieren, maar het is wel anders. Zij is anders, beseft ze ineens.
Wim raakt haar aan.Ik maak maar een grapje, je bent niet echt een raar kind, je bent anders. Het is zoals mijn moeder zegt, je bent een stadskind en die zijn nu eenmaal anders.
Hij kijkt haar aan van opzij, alsof hij stadskinderen kent. Willy is het enige stadskind dat hij nu is tegen gekomen. Ze is leuk, al is ze wel anders.
Ze zijn bij boer Knibbe aangekomen en lopen achterom. Wim weet precies waar hij wezen moet en Willy loopt braaf achter hem aan.
'Modelboerderij'staat er op de gevel van een grote stal. Straks moet ze toch eens vragen wat dat betekent, neemt ze zich voor.
Er komen twee mannen aan in blauwe overals, hoge laarzen aan hun voeten; de boer en de knecht.
Loop maar mee, zegt de boer, de konijnen zitten achter. Hij pakt de doos van Wim en zet het kleine konijn in een kooi bij een ander. Willy kijkt toe. De konijnen huppelen vrolijk achter elkaar aan. Het lijkt wel of ze haasje over spelen.
Ze staan in de zon, achter de stallen. Ze haalt diep adem, het ruikt naar hooi, naar mest. Het ruikt groen en ze draait zich om naar de weilanden en de sloten. Dit is buiten. Ver weg ziet ze bomen en een kerktoren. Hoog is de blauwe lucht met witte wolken. Vlakbij zwemmen eenden met hun jongen, puletjes, weet ze, van een paar dagen oud.Ze voelt zich klein in de onmetelijke ruimte, het is allemaal nieuw voor haar en ze vindt het heerlijk.
In Amsterdam waren er altijd huizen om haar heen, waar ze ook keek. Behalve op de Zuidelijke Wandelweg,daar kon ze heel ver kijken maar ze mocht er nooit met een vriendinnetje naartoe.Kinderlokkers zei haar moeder kortaf toen ze een keer naar het waarom vroeg.
En kijk nu eens, hier kan ze zomaar een wei inlopen.
Ze hoort haar naam. De boer vraagt waar ze vandaan komt en Wim geeft antwoord. Ze praten over haar, ze krijgt het er warm van.Ze trekt aan zijn arm terwijl ze naar de konijnen kijkt die nog vrolijk achter elkaar door de kooi hupsen.
Mag ik morgen weer mee om haar op te halen, ik vind het hier fijn.
Morgen, vraagt Wim verbaasd, ik neem haar nu weer mee, het is al gebeurd.
Alledrie kijken nu naar het verbaasde gezicht van Willy. Het is al gebeurd, herhaalt ze op verbaasde toon, maar ik dacht... Ze houdt haar mond.
Ze heeft alleen maar twee springende konijnen gezien en geen idee wat er moet gebeuren om kleine konijntjes te krijgen. Dat het kan terwijl een paar mensen staan te praten en toe te kijken vindt ze maar vreemd.
Boer Knibbe heeft een grote rode zakdoek tevoorschijn gehaald en snuit luiddruchtig zijn neus.De knecht veegt met een polletje gras een klodder klei van zijn laars.
Wim haalt met een ernstig gezicht zijn konijn uit de kooi en zet haar in de doos.
En het kind Willy begrijpt dat ze bijna iets doms heeft gezegd, al snapt ze het nog niet helemaal.
Zwijgend lopen ze terug naar het huis van Wim.
Tot morgen? en als hij ja knikt loopt ze door naar haar eigen huis.
Ze denkt na, op dat korte stukje. Het is moeilijk om goed na te denken, vindt ze, maar nu moet ze dat.
Ze heeft iets geleerd, deze middag, iets belangrijks. Ze heeft iets gezien van buiten leven, van het echte leven. Iets gezien van wat boerenkinderen gewoon weten en een stadskind niet.
Ze wéét dat ze anders is maar niet zo héél veel anders. Ze heeft er nog geen woorden voor, maar dat komt nog wel.
Later als ik groot ben, ga ik er verder over nadenken, als ik achttien ben.
Ze huppelt de dijk af en loopt naar de schommel in de tuin.Ze is blij, ze heeft een leuke middag gehad.

4 reacties

Herinnering 2


17.02.2012

Zo iets heeft zij nog nooit gezien.Rondom tegen de muren staan kooien, zo hoog als iemand reiken kan en ze zijn allemaal gevuld met konijnen.
Vergeten, alle narigheid van school, het donkere gevoel dat ze steeds iets fout doet zonder te weten wat.
Nu is er alleen maar de schuur met een schuin dak met drie bolle dakramen.
Een echte konijnenschuur, denkt ze verrukt.
Haar broer had haar uitgelachen toen ze vertelde dat ze naar de konijnen van Wim mag komen kijken. Konijnen stinken, zei hij, nog erger dan katten.Die konijnen zijn voor de fok, die worden allemaal dood gemaakt. Haar moeder had een eind gemaakt aan zijn geplaag.
Maar de schuur is schoon en licht. Ze kijkt rond. Er ligt stro op de grond, het is er stil en in het zonlicht dat door de ramen komt dansen kleine stofjes.
Mooi, vind Willy en zucht van tevredenheid.
De kooien staan drie hoog opgestapeld en zijn van grijs hout met tralies ervoor.
Wim kan er precies bij, hij is dan ook groter dan zij.
In de onderste rij zitten de voedsters met hun nest, zegt hij en loopt er naar toe.
Ze komt dichterbij en ziet hele kleine konijntjes in een bol van stro, de moeder ernaast.
Er is geen ander geluid dan zacht geritsel wanneer een konijn zich beweegt. Het zachte geluid maakt dat de stilte nog stiller en de warmte nog warmer lijkt.
Voor het eerst sinds zij hier woont voelt Willy zich veilig.
In één van de hoeken ziet zij een emmer met andijvie en wortelen en ook een bak met droogvoer.
Mag ik ze eten geven, vraagt ze en na zijn toestemming zoekt ze zorgvuldig de mooiste
andijviebladeren uit.
Mag ik er eentje vasthouden? Van spanning fluistert ze. Wim kijkt naar haar en moet lachen.
Het zijn maar konijnen hoor maar hij pakt een klein dier uit de kooi.
Hier, deze blijft wel even stil zitten. Willy hoort hem niet, ze heeft het diertje vast en aait het voorzichtig tussen de lange oren. Ze kijkt naar de oogjes en het snuffelende neusje en drukt even haar wang tegen het beestje.
Wat is zijn velletje zacht, zegt ze.
Het is geen hij, het is een vrouwtje en vanmiddag breng ik haar naar de boerderij.
Naar de boerderij, verschrikt kijkt ze naar hem op, wat ga je dan doen op de boerderij?
Ze mag een nest krijgen, Wim strijkt met zijn hand langs de kooien. Op de boerderij hebben ze goeie mannetjes, dus daar ga ik heen.
Mag ik mee? De vraag is er uit voor ze er erg in heeft en ze krijgt er een kleur van.
Dat denk ik wel, dan moet je hier zijn om half twee. Wim kijkt of hij er nog over nadenken moet.Hij vindt haar wel leuk, dat nieuwe grietje. Ze is anders, dat wel, de eerste stadse op een school vol boerenkinderen.
Denk er om, je moet hier echt om half twee zijn.
Willy knikt, dan ga ik nu naar huis.
Het stro knispert onder haar voeten wanneer zij langs de kooien loopt.Ze durft niet te vragen welke konijnen naar de slacht moeten, daarvoor is de stemming in de schuur te vredig.
Nog één keer kijkt ze naar de dansende stofjes in de zonnebanen, dan duwt Wim de schuurdeur open en stappen ze de tuin weer in.
Mag ik nog eens terugkomen, vraagt ze, als je moeder het goed vindt. Ze ziet zijn moeder staan achter het raam en zwaait naar haar.
Tot half twee, zegt ze en voelt hoe een lach om haar mond kruipt. Tot half twee, ik zal op tijd zijn en huppelend loopt ze naar boven langs het huis de dijk op.
Om half twee precies staat ze op de stoep en ziet Wim langs het huis naar de dijk komen met een doos onder z'n arm.

wordt vervolgd

4 reacties

Herinnering,





Mag ik je konijnen zien?
Ze is toch wel een beetje verlegen en wiebelt op één been terwijl ze steun zoekt bij de deurpost.
Mijn konijnen zien? O ja, de jonkies, dat heb ik je beloofd. Kom maar even binnen dan vraag ik het mijn moeder.
Blozend van spanning loopt ze achter Wim aan. Hij is ouder en zit al in de zesde klas. Hij gaat naar de ambachtschool in september, dat heeft hij haar verteld.
In de voorkamer staat het vol met meubels. Een tafel met stoelen, een dressoir, een staande schemerlamp in een hoek en overal liggen kleedjes, op de meubels en er onder. Nieuwschierig kijkt ze rond.Het is net zo'n huis als waar ze zelf in woont maar hier is het veel donkerder.
De tussendeuren zijn dicht, ziet ze, die staan bij haar thuis altijd open. Haar moeder houdt van licht en ruimte en ze kijken nu aan alle kanten op de weilanden uit.
De kamer is ook vol met mensen, de moeder van Wim en een grote broer en grote zus.
Later hoort ze dat Wim een nakomertje is, de hekkensluiter of onderdeurtje wordt hij wel plagend genoemd.
Moeder, dit is Willy, zij woont hier nog maar pas. Zij vraagt of zij mijn konijnen mag zien, ik heb haar verteld dat er jonkies zijn. Ze komt uit Amsterdam en heeft nog nooit dieren in het echt gezien.
Zo, zegt de moeder van Wim. Een meisje uit Amsterdam, een stadsmeisje, dat is wel even wat anders en je gaat naar de zelfde school als onze Wim. Hij heeft ook al voor je gevochten op het schoolplein, hoorde ik.
Ze kijkt naar het nieuwe kind en de broer en zus moeten lachen.
Willy knikt. Ze durft niet te zeggen dat een grote jongen haar tegen de grond heeft gegooid en dat Wim voor haar opkwam en die jongen een paar klappen heeft gegeven.
Haar moeder was boos geworden, door de val was haar nieuwe rok gescheurd. Ze heeft alleen maar gezegd dat ze struikelde, ze heeft niets over die jongen gezegd.
Een meisje dat in de problemen komt, zegt haar moeder altijd, dat heeft er zelf voor gezorgd.
Misschien is de moeder van Wim ook wel boos, denkt ze dat het haar schuld is dat hij gevochten heeft.Ze was helemaal verbaasd toen ze Wim ineens zag vechten met die jongen.
Dat doe je niet, schreeuwde hij woedend, een kind slaan dat kleiner is dan jij. Kom maar op als je durft.Toen had die jongen ineens een bloedneus. De bovenmeester was er aan te pas gekomen. Willy zucht eens diep.
Je bent een galante ridder, zegt Wim's moeder en iedereen schiet in de lach. Willy snapt er helemaal niets meer van.Lachen ze nu om haar?
Het is al goed hoor,als ze haar verlegenheid opmerkt knikt ze naar haar zoon. Jullie mogen best de konijnen gaan zien.
Denk erom dat je de kooien goed gesloten houdt en de deur weer achter je dicht doet.
Wim knikt en samen lopen ze naar het balkon en gaan langs de houten trap de tuin in. Achterin de tuin staat een grote schuur.Als ze over de drempel de schuur instappen houdt zij verrast haar adem in.

wordt vervolgd.

6 reacties

boekenkast




04.02.2012

De afgelopen week had de bijlage van de Volkskrant, foto's en teksten over boekenkasten van verschillende personen.
Ik gek op boekenkasten,een goed gevulde boekenkast ademt rust.Even iets anders in de krant dan al dat hijgerige gedoe over rente, bezuinigingen en boosaardigheid in de politiek.
Bij verschillende mensen wordt een inkijkje gegeven, hoe zij zelf hun boekenkast indelen.
Een grote foto van Jan Siebelink, voor een boekenkast met niet alleen boeken maar ook rommeltjes, een potje, een doosje, een foto en een wijnglas.Wat doet een schrijver, wetenschapper of een actrice? Boeken sorteren op alfabet, op formaat of op kleur?
Mieke van der Weij: Je boekenbezit is een landkaart van je ziel. Waarom zou alles wat geen direct praktisch nut heeft, meteen de deur uit moeten? Dit sluit mooi aan bij het gezegde:Toon mij uw boekenkast en ik zeg u wie u bent.
Leren kinderen op school nog gezegdes en spreekwoorden?Dat wordt een taalspelletje met mijn kleinkinderen.
Na het lezen van de verschillende intervieuws, Joost Nijsen heeft een hele mooie kast, van de grond tot aan het plafond, langs verschillende muren, werd ik mij bewust dat ik naar mijn eigen kasten keek. Hoe heb ik mijn boeken ingedeeld?
De vrouwen en de mannen gescheiden in ieder geval. Zodat ik precies weet naar welke kast ik lopen moet om een boek te pakken.Binnen die splitsing zoveel mogelijk op alfabet.Van Anaïs Nin tot Simone de Beauvoir, naar Doris Lessing. Emancipatorische schrijfsters,jaren zeventig,bij elkaar, dan de 'gewone'romans.
Politieke schrijvers,Solzjenitsyn o.a., in de kast aan de andere kant van de kamer. Ook de esoterische boeken, dromen, religie, alternatieve therapieën en Tarotboeken staan in die kast.De kinderboeken voor de jongsten van mijn clan en hun puzzels, op kniehoogte.
Twee planken voor tijdschriften.Ik koop ze niet vaak, maar de Groene Amsterdammer en Maarten zijn wel de magazines die ik graag lees. Deze boekenkasten,heb ik pas sinds de zomer. Daarvoor waren het een stelletje planken, met snoeren van de muziekafdeling, zichtbaar achter de boeken hangend.
Ik weet nog dat mijn schoonzoon riep,toen ze voorstelden voor mijn verjaardag de benedenboel te schilderen, 'dan die planken weg en een mooie strakke muur'.
De boeken moesten maar in dozen naar de zolder.Ik was geschokt. Die boeken, mijn identiteit in een doos op zolder? Ik kan zo genieten van het licht en schaduwspel van de lampen in die kast met mijn boeken voor het grijpen.Er gaat rust van uit.
Dus: dit is mijn boekenkast, zeg mij wie ik ben.