10 reacties

Ode aan mijn liefde

Door de Spiegelstraat lopend, alweer een paar weken geleden, moest ik toch sterk aan de vader van mijn kinderen denken, mijn liefde. Nu bijna net zo lang dood als ik hem gekend heb.
De dag voordat wij uit Amsterdam verhuisden, van drie- en vierhoog naar een eengezinswoning met tuin, kwam hij de trappen opgestormd en zei, buiten adem:
  
     Het is toch verschrikkelijk, hoeveel jaren heb ik hier nu gewoond en zonet ontdekte ik op de Willems Parkweg een gevelsteen die ik nog nooit heb gezien.

Hij was er helemaal ontdaan van.
In dat eerste jaar na de verhuizing, gingen wij vaak terug naar Amsterdam, om ons te laven. Want daar waar wij woonden was helemaal niets. Een bouwput die van tijd tot tijd een paar honderd meter opschoof. Het woonde wel maar wende niet, zoals een goede vriend van ons het eens uitdrukte.
Op een avond na weer een uitstap, terug in de tijd, zei hij:

    Het is goed om hier te wonen. Hier moet je alles uit je tenen halen, in de stad ligt de wereld voor je uitgestald, komt tot je zonder er moeite voor te hoeven doen. Iedere minuut zie je weer wat nieuws, iets oogstrelend of iets waarover je na moet denken. Maar hier....en een wijds armgebaar volgde.

Een kentering, dacht ik. Inderdaad. De avond dat de warmte tussen de huizen was blijven hangen, de stadsdrukte ons om de oren toeterde en wij na een lange wandeling door de Jordaan ons in de trein lieten zakken, was een teken maar ik was te moe.
Uitstappend op station Maarssen, zei hij ineens, terwijl hij mij bij de arm pakte:

    Ruik je het, het ruikt groen, wat heerlijk ruikt het hier....

Ik begon te lachen, ja het rook groen die avond, zo ruikt dus groen. Het woonde....wij waren gewend.....

Wat ik mij deze dagen pas realiseer is, dat hij een enorm offer heeft gebracht en ik alles heel natuurlijk vond.
Zijn hele leven in Amsterdam gewoond, 55 jaren lang. Toen kwam ik zijn leven binnen gehuppeld en binnen een paar maanden was alles geregeld en geordend, een heel nieuw begin kreeg gestalte.
Een klein jaar later was ik zwanger en kwam ons eerste kind, een tweede na bijna drie jaar en toen was drie- en vierhoog wonen niet meer leuk, nieuwe onder buren; met twee kinderen die trappen af en de kinderwagen in de stalling om de hoek, hoog boven mijn hoofd op een plankier.
Reden om te verhuizen naar een woning met tuin en alles onder handbereik.
Zijn werkterrein was verhuisd naar Utrecht, wij kozen voor M'broek onder de rook van.
Ik had er wel oog voor dat het hem kostte maar tegelijkertijd vond ik het zo heel gewoon. Natuurlijk deden wij wat we deden, we waren een gezin nu...
Maar het offer dat hij bracht....Ik wilde wel dat ik dat bij zijn leven had ingezien en niet twintig jaar na zijn dood.


4 reacties

Mijn stad, mijn geschiedenis.

Drie fotoboeken van Amsterdam kreeg ik te leen. Twee zijn er weer terug gebracht, één mag ik langer houden: " Wat zie ik; Amsterdam stad van foto's."
Ik merk bij mijzelf dat ik dit boek doorblader met een zekere opwinding al weet ik nog niet precies waarom.
Totdat ik een foto zie, genomen in het Centraal Station. Een trap vol afdalende forensen, spitsuur op het C.S. Een handvol vrouwen, verder alleen mannen.
Mijn vader zou daar zomaar tussen kunnen lopen, met zijn grijze hoed. Wij hadden iedere morgen de zelfde trein. Hij 1ste klas met collega's, ik 2de klas, naar school, met een vriendin en een paar jongens die we altijd troffen in een bepaalde coupé.
Al bladerend zie ik beelden waaraan ik herinneringen heb. Of het nu een foto is van een etalage van de Bijenkorf of het terras van Reijnders.
Een foto van de pont van Amsterdam-noord naar de achterkant van het C.S.
Ik pak er een vergrootglas bij. Mijn broer ging met die pont, mijn vader en ik, met de fiets en dagelijks. Het zou toch zomaar kunnen.
Het wordt een zoektocht naar mijn jonge jaren maar vooral naar mijn vader.
De mannen op de foto's zien er uit zoals ik mij hem herinner. Zijn hoed, zijn ronde bril, altijd in een pak, soms met twee verschillende schoenen. Dan kwam er een loopjongen aan de deur, "Mevrouw, uw man heeft een belangrijke vergadering, hij heeft een bruine of een zwarte schoen nodig, geeft niet welke".
Mijn vader, die geloofde in de traditionele rolverdeling. Hij de kostwinner, mijn moeder de kinderen en het huis.
Ja, de tijden zijn veranderd.
Door dit fotoboek is mijn vader weer naar voren gekomen. Zijn flauwe grapjes, waar ik als kind erg om moest lachen. Zijn voorkeur voor de kleur geel. Moest ik iets van hem gedaan krijgen dan zorgde ik dat ik gele strikken in mijn haar droeg.
Wanneer de krijger thuis kwam na een dag hard werken voor ons dagelijkse brood, mocht niemand hem storen. Sloffen, een glas melk en de krant. Mijn moeder hield zich daar aan en tot haar ergernis, ik niet. Ik klom op zijn schoot, onder de krant door. Knoopte mijn poppenstrikjes in zijn haar, trok zijn mond scheef die zo bleef staan, fronste zijn gezicht in een plooi;  hij liet het allemaal toe.
Die vader, die zo in mijn herinnering terugkwam, wilde ik zoeken in de straten van Amsterdam.
De Rivierenbuurt, waar wij woonden tot mijn negende. Vandaar wilde ik de tram nemen naar het centrum, lijn 25. De halte was er nog, op de Churchilllaan maar de tram niet meer. Een bus en dan overstappen bij het museumplein. Vandaar ben ik gaan lopen.
Over het plein, waar ik op de middelbare school zat en, zittend op het dunne hekje van het gazon, bij de rozentuin van het Stedelijk, mijn laatste examenstof leerde.
Over de grachten naar de Munt, het Singel en vandaar met de tram naar het C.S.
Achter het station bij de ponten gestaan, die een kleine afspiegeling zijn van de groten uit mijn tijd, toen er nog geen tunnel onder het IJ was voor alle auto's.
Een heerlijke stad om door heen te lopen. Maar ik heb daar
mijn vader niet gevonden.
 

Roerstraat, Rivierenbuurt
Hij is niet een man van deze tijd. Hij stierf in 1996, 87 jaar oud.







Oude Spiegelstraat, centrumBijschrift toevoegen


Prinsengracht








N-Z tramhuisje en Centraal Station.Bijschrift toevoegen

Oostdokse nieuwbouw.

Het beeld van de stad is dermate veranderd; hij zou met welwillende nieuwsgierigheid even hebben rondgekeken maar hij zou er niet meer deel van hebben kunnen uitmaken.

lichtgewicht pont.

8 reacties

Huid, grensgebied

Met mijn ogen volg ik het schuim dat langs mijn lichaam naar beneden glijdt en zich mengt met het douchewater rond mijn voeten. Langzaam verdwijnen de zeepsopbellen in de afvoer.
Het water trekt mijn vel glad en glanzend en ik bekijk mijn huid, mijn vorm, met tevreden ogen.
Huid, grens tussen mij en de wereld.
Mijn denken schakelt niet uit. Mijn huid die mijn lichaam bij elkaar houdt, hoeveel meer verbindt het met mijn fysiek. Schakel tussen binnen en buitenwereld.
Mijn hier en nu, opgebouwd uit allerlei fasen, door de jaren heen. Deze huid is niet de huid van zoveel jaar geleden. Alle cellen zijn vernieuwd, opnieuw vernieuwd en zullen weer vernieuwen.
Maar het vermogen tot vernieuwen is dezelfde gebleven.
Het douchewater verwarmd mijn vel en glijdt naar beneden, vormt een plas rond mijn voeten en opnieuw een plas....

" Draai je eens om, Saartje bom, draai je magere gatje eens om". Mijn moeder die op de rand van de badkuip zit en mij uit het water vist om af te drogen. Drie jaar ben ik en zij wrijft mijn huid totdat die gloeit. Ik mag niet koud worden en opnieuw ziek. Haar grote angst.
Gloeiende huid door de oplopende koorts, zo warm, zo warm, mijn vel doet pijn.
"Mamma, help, mijn vel doet pijn, zo warm ".
Koude natte lappen worden op mijn lijf gelegd, de koorts moet zakken. Ze gaan door tot ik ril van de kou, de koorts zakt. Na een diepe slaap is mijn lichaamstemperatuur bijna normaal, totdat het avond wordt en hij weer stijgt.
Ik weet het niet. De koorts jaagt mijn bloed tot onder mijn vel en voert mij mee naar vreemde oorden.
Ik ben grenzeloos. Als de crisis voorbij is, word ik weer van mijzelf, netjes binnen de grens van mijn ik.
Het zal nog een paar winters voorkomen. Het is oorlog, er zijn geen medicijnen en ik ben vatbaar.
Hoe mijn moeder het voor elkaar krijgt weet ik niet, maar zij had altijd iets van vet in huis, dat zij bewaarde voor na het ziek zijn en wreef mijn lichaam zorgvuldig in, overtuigd dat het goed was.

Huid om te strelen. Een twee uur durende kerkdienst is moeilijk stilzittend door te brengen voor de woelwater die ik was. Maar tegen mijn moeder aangekropen en mijn hand onder die van haar, viel het mee. Zij streelde mijn hand en zo nu en dan verschoof ik die een beetje zodat een ander plekje geaaid werd. Heb ik daar, in die kerk geleerd hoe heerlijk het is om met zachte vingers aangeraakt te worden en zelf aan te raken?

Het eerste vriendje en handen die zo zalig gleden over een huid die zijdezacht was. Ik hield van de ietwat ruige vingertoppen van jongens, voelde mijn huid oplichten van genot maar deelde een forse tik uit als ze de verkeerde richting uitgingen. Mijn huid mijn grens. Tot hier en niet verder.
Dan, jaren later het ultieme genot van uit de kleren, huid op huid, eindelijk.
Het voorzichtige zoeken van handen. Mag ik hier en hier en o, wat zacht, wat warm.
Mijn huid die de grens verlegde, op zoek naar een andere grens, andere huid. Wat een wonder.
Die verwondering is nooit verdwenen, levendig aanwezig.

Onder de douche, in warm water en stoom gevangen maakte ik 'A sentimental journey ' over de grens van de tijd heen.
De tijd is aangebroken van zwaartekracht, een plooi hier, een litteken daar.
Wat ooit vlak en strak was, heeft nu een raar bochtje; wat eens fier en trots, nu wat minder fier en trots. Het zij zo, eerlijk gezegd is dat geen probleem.
Mijn huid omhult mijn fysiek dat ook tekenen van lang leven vertoont. Mijn vel zegt: tot hier en niet verder. Niet te veel uitdijen, niet te veel inklinken. Kom, dit ben jij, hier is je grens.

Mijn grens.Bijschrift toevoegen

6 reacties

Ingang, uitgang.

Terwijl ik op zolder mijn was ophang, komt er een zin bij mij boven die als kind grote indruk op mij maakte.
   "De Heer zal uwe ingang en uwe uitgang bewaren"; een frase uit de zegening voor het verlaten van de kerk. Als zoveel wat er in de kerk gezegd werd, hoorde ik het wel maar snapte ik het niet.
Daar kon ik mijn moeder ook niet rechtstreeks naar vragen. Want wat bedoelde hij nou, die dominee, met uwe uitgang. Bedoelde hij nou datgene waar ik niet over praten mocht, waarvan mijn moeder met dichtgeknepen mond zou zeggen dat het niet netjes was daarover te praten.
Mijn ingang, ja dat was duidelijk, daar moest altijd meer in dan ik prettig vond en soms met harde hand. Maar,  mijn uitgang
    "Jij ook altijd, met je vragen", toen ik het zo duidelijk mogelijk had gevraagd, wat er nou bedoeld werd, reageerde mijn moeder precies zoals ik had verwacht. Een bevredigend antwoord heb ik nooit gehad.
Zoek het maar uit, scheen zij bij dit soort vragen altijd te denken maar als ik dat deed, dan was het ook niet goed.
Ik bleef nieuwsgierig en leerde af vragen te stellen.
Waarom komt die zin bij mij boven, nu ik de was ophang: De Heer zal uwe ingang en uwe uitgang bewaren.
Terwijl ik mij over de trapombouw buig, met een handdoek in mijn hand, slaat de kachel aan.
Die heb ik vandaag voor het eerst aangezet. Het begin van een nieuw seizoen markerend.
Dat betekent ook, dat ik voor het eerst een wat dikkere trui aan heb en al was ophangend bedenk dat het straks weer te warm is. Met als resultaat dat de kachel weer lager wordt gezet en de tuindeur open. Een uitgang voor de warmte, ingang voor frisse lucht. Vandaag zal ik regelmatig die deur open zetten en weer dicht doen, naar buiten stappen en weer naar binnen. Mijn najaar ritueel. Wat er werkelijk bedoeld werd, destijds, daar denk ik al lang niet meer over na.
Die hemelse liefde heb ik uit mijn leven verwijderd, dat klopt niet met wat ik in de wereld zie.
Voorstanders van die liefde zullen roepen dat de ellende in de wereld mensenwerk is. Ja, dank je de koekoek. Dat geloof ik heus ook wel.
Maar ik ben opgevoed met het verhaal van een almachtige god, een hemelse vader.
Als ik vandaag de dag naar de situatie in de wereld kijk, klopt daar geen hout van. Religieuze fanatiekelingen, en ze zijn er in soorten en maten,  slaan anders denkenden de hersenen in; vertellen sprookjes over medicijnen die hard nodig zijn maar worden onthouden. Maken de wereld beslist niet tot 'a better place'. Integendeel. Had Hij maar moeten ingrijpen.
Als ik aan mijn kleinkinderen denk dan krimpt mijn hart van ellende. In wat voor wereld zullen zij volwassen zijn. Laten wij ons niet vergissen, wij leven al niet meer in vrede.


Mijn ingang en mijn uitgang, ik hou het realistisch. Mijn tuindeur en mijn voordeur

12 reacties

Leeftijd

Ik wil een blog schrijven en wat gebeurt er, er komt een migraine rondedansje voor mijn ogen. Ik zie maar de helft van alles en het schittert.
Daar word ik boos van zoals ik boos kan worden over alles wat mij dwarsboomt; leeftijdskwaaltjes, niet slapen, geen energie en mijn leeftijd. Vooral mijn leeftijd.
Nooit heb ik aan leeftijdsdiscriminatie gedaan. Jong of oud, alles was welkom.
In mijn twintiger jaren had ik diep respect voor oude mensen. Zij hadden geleefd en de meesten ook veel doorleefd. Dat moest ik nog maar zien te doen.
Er is moed voor nodig, om zo oud te worden.
Ik krijg de indruk dat jonge mensen, van de maakbare wereld, geen idee hebben dat ze binnen de kortste keren zelf als oud beschouwd zullen worden.
Het is in deze tijd voor niemand gemakkelijk. Twintigers, dertigers zelfs veertigers, zij moeten zoveel ballen in de lucht houden dat ik snap dat ze niet verder kijken dan hun eigen leeftijdsgroep.
Maar er zou op micro niveau toch kruisbestuiving kunnen bestaan van wederzijds opgedane ervaring?

Toen ik 70 werd veranderde mijn kijk op leeftijd
Als ik er  zelf niet zo van onder de indruk was geweest, had ik de afgelopen twee jaar leuker geleefd.
Het is een gevoel, ik heb er geen woorden voor, nog niet.
Oud heeft er de laatste jaren behoorlijk van langs gekregen, vooral de kranten konden er wat van. Het maakte mij onzeker.
Toen ik op een vroege ochtend met de bus naar het ziekenhuis moest voelde ik mij misplaatst tussen al die jonge koppies. Een studente bood mij haar zitplaats aan en dat vond ik zo hartverwarmend.
Twee meiden naast mij waren met elkaar in gesprek en toen één naar mij keek kon ik vragen wat zij studeerden. Het werd een leuk ontmoeting.

Met een vriendin van mij, acht jaar jonger en nog zeker een jaar aan het werk kwamen wij ook op ouder zijn. Opmerkingen van haar twee zonen hadden haar aan het denken gezet.
   Wij vergissen ons mooi, zei ze tegen mij, wij dachten wel dat we ouder zouden worden maar daar gewoon vrolijk binnen zouden hupsen met veel lol en gelach. Nou, pijntje hier, prikje daar, dat hupsen kunnen we wel vergeten.
Maar we schoten wel in de lach. Gelukkig lachen we nog steeds veel.
Dit is niet de tekst geworden die ik in gedachten had. De migraine heeft daar een stokje voor gestoken. Maar dit is wel mijn dagelijkse gang van zaken, dit zijn wel mijn gedachten die komen en gaan.
Ik zou zo graag mijn dagen op een zinnige manier vullen, dat lukt soms goed en soms minder maar het stroomt. Soms naar het verleden, soms in het heden. Een toekomst? 


De kracht van het hier en nu, daar houd ik mij aan vast. Iedere dag opnieuw.

10 reacties

Korte tijdspanne

zondag, 10 augustus 2014

Bijna vier maanden geleden dat ik mijn laatste blog schreef. Vanaf dat moment heb ik mij afgevraagd waarom of waardoor ik niet meer kon schrijven.
Een nieuw medicijn dat mijn gedachten lamlegde was mijn eerste inval. De bijwerkingen van dat medicijn heb ik, min of meer, overwonnen; behalve het gebrek aan energie dat onregelmatig kan toeslaan,  maar ook daarmee heb ik leren omgaan.
Om een vinger aan de pols te kunnen houden ben ik gaan free writen; zonder bedoeling, mening, oordeel, achter elkaar doorschrijven. Er komt altijd iets naar boven heb ik ontdekt.
Weer wat later ben ik het op facebook gaan gebruiken in combinatie met foto's.
Het feit dat ik het directe reageren van lezers zo leuk vind, het zijn er meer dan bij een blog, maakte dat ik mij ging afvragen of er niet ook wat anders aan de hand was.
Inderdaad, er zijn veel bloggers die leuker, beter, diepzinniger schrijven dan ik. In combinatie met mijn gebrek aan energie dacht ik waarom zo veel moeite doen..... Ha, een kleine slachtofferrol.
Ik ontdekte nog wat.
Op verzoek van mijn kind wilde ik een familiekroniek schrijven over mijn ouders, hun ouders en misschien nog een generatie daarvoor. Op één nicht na, die alles weet wat er maar te weten valt, zijn de voorgaande generaties niet meer in leven. Mijn nicht wil zeker vertellen wat ze weet. Wij hadden exact de zelfde familie. Mijn vader en haar moeder en mijn moeder en haar vader waren broer en zus.
Het werd een heel project, onderzoek, tijd vrij maken, dag bepalen waarop ik schrijven zou.
Het werd het niet. "Ik kan niet meer schrijven", dacht ik en stopte. Met alles.
Trok mij terug uit de schrijverskring Gyrinus Natator; vergat de vrouwenschrijfgroep in Maarssen, regelmatig. Kortom, ik trok mij terug in mijzelf.

De afgelopen week was ik op stap met een goede vriend.
   Hoe denk jij, en hij keek mij aan over zijn latte. Ik keek terug. Denk jij in beelden, vroeg hij of   denk jij in woorden.
   Heb ik mij nog nooit afgevraagd gaf ik toe, maar, ik denk in beelden, geloof ik. Omdat ik vooral in herinneringen denk.
   Hoe komt het dat je niet meer schrijft, was de volgende vraag.
Ik vertelde van het project dat mislukte. Een verhaal dat hij trouwens al kende.
   Heb je je wel eens afgevraagd of dat misschien iets is dat niet bij jou hoort, zo'n project.  Dat het daarom niet gelukt is en niet omdat je niet schrijven kunt?
Zoals ik jou ken, laat jij je vooral inspireren door datgene wat je ziet, door dat wat je overkomt. Het moment zelf, dat is belangrijk. Dan grijp je meteen je pen, maak er een krabbel van. Misschien zet je het zo weg, misschien verfraai je het nog wat.... maar jij bent, in mijn ogen, geen projectmens.
Ik heb er een paar dagen over nagedacht. Vind het altijd leuk om te horen hoe iemand over mij denkt omdat ik daar van nature geen erg in heb.

   Je schrijft voor jezelf, zei iemand mij die ook zelf schrijft.
    Ik zie dat je al heel lang geen blog meer hebt geschreven, mailde iemand mij, jammer.
   Ga je weer eens een blog schrijven, ik mis het, vertelde een derde persoon.

Vandaar, vandaag, dit blog. Een korte tijdspanne heb ik niet geschreven, wie weet wat de toekomst brengt.

6 reacties

Pasen

Het mooiste stuk Matthäus Passion klinkt vanuit de radio en ik ga er even voor zitten, wanneer mijn vaatwasser opstandig en hard rochelt. Het is niet anders.
Dat de Matthäus uitgezonden zou worden was ik vergeten, druk als ik bezig ben met mijn paaskippensoep voor morgen. De vaatwasser die nooit overdag aanstaat moest nu werken, gevuld als hij was met alle glazen, bekers en koppen die ik bezit.
Morgen rond elf uur komt de hele familie plus vriendin voor de jaarlijkse paasbrunch, dus die soep moet vandaag klaar. Het voordeel van zelf soep maken is dat er vaak geproefd moet worden of de kruiderij goed is. Het piepkleine glaasje daartoe staat vanaf het begin klaar. Ik word geacht veel te fluiten tijdens de bereiding, dan kan er niet te veel van die heerlijke bouillon in mijn keelgat verdwijnen. Het leven valt niet mee.
De bouillon trok ik vroeger van kippenhartjes- maagjes en -nekjes waar ik later een paar stukken soepkip bij deed. Dat soepvlees sneed ik later héél klein, niets mocht verloren gaan. Totdat Rebekka een onversneden hartje uit haar soepkom viste en ons trakteerde op een college hartontleding. Zij studeerde nog biologie in die tijd. Er werd hartelijk gelachen en moeders lachte mee zij het als de bekende boer. Nu zijn er alleen nog maar hartjes te krijgen, wij hebben geen poelier en a.h. doet niet aan nekjes en maagjes. Zijn de hartjes goed getrokken, gaan ze bij het afval. Zelfs de poes lust er geen brood van. Ik neem nog een klein glaasje, een snufje zout nog, denk ik en verder afblijven.

Het "Erbarme dich..."klinkt en op het fornuis zet ik alles zo dat ik kan gaan luisteren. "Mein Gott, erbarme dich mein Sohn". In gedachte zie ik een diepbedroefde moeder die het ook allemaal niet snapt. Niets zo erg, denk ik, dan het verliezen van een kind.
"Mache dich mein Herze rein...." Wil je in staat zijn je verlies te dragen, dan moet je wel aan zelfonderzoek doen. Geen woede, geen wraak, maar liefde, vergeving en hoop......
Iedereen die aan een graf gestaan heeft dat als laatste plek moet dienen voor een geliefde die eigenlijk niet gemist kan worden, kan die woorden misschien niet zingen maar wel op zoek gaan naar die staat van zijn.
Dan komt het "Nun ist der Herr zur Ruh gebracht". Nu wij nog in onze rouw.
De allerlaatste strofe brengt mij altijd tranen. "Ruhe sanfte, sanfte Ruh".
Er is een einde gekomen aan onze handelingen rond de persoon die wij moeten missen en wat verlang ik naar die rust die wij bij die ander vermoeden of wensen. Wij staan in de wereld, met alle onrust, oorlogen en narigheid van dien.  Een enkele keer ondervinden we een vermoeden van de eeuwigheid, die rust.


 "Sanfte Ruhe.." voor iedereen in deze wereld.

8 reacties

Free Writing; los schrijven.

Het aanwezige gevoel dat mijn korte verhalen zijn uitverkocht, deed mij besluiten afscheid te nemen van de schrijverskring Gyrinus Natator. Want lid zijn van een groep betekent ook dat je mee doet. Daar ging het haperen van mijn kant. Maar ik wil wel blijven schrijven en hoe moet dat dan.
Mijn probleem is dat ik zoveel ideeën heb die allemaal staan te dringen in mijn hoofd. Niet netjes in de rij, wachtend op hun beurt, nee een rommeltje van door elkaar krioelende flarden, gedachten. Net een klas waarin geen orde te houden is.
Ik heb al eens een keer opgemerkt dat ik associatief denk, praat en schrijf. Als kind kreeg ik het etiketje ze ziet alle vogeltjes vliegen. Toen ik bij de padvinderij als kabouter werd geïnstalleerd kreeg ik de kabouternaam Snaterbekje. Alle omstanders lachten, iets wat feestelijk had moeten zijn werd mij afgepakt.
Maar nog steeds zie ik alle vogeltjes vliegen; ik moet ergens inspiratie vandaan halen voor een bevredigend leven.
De meeste mensen zullen, denk ik, een idee bij de kladden grijpen en dat uitwerken. Zoveel weet ik inmiddels wel van mijzelf, dat moet ik niet doen. Het heeft geen zin om een gedachte 's avonds op papier te zetten om dat de volgende dag aan alle kanten te gaan bekijken en uit te werken. Ik denk allang weer wat anders.
Grote bewondering heb ik voor mensen die in staat zijn een onderwerp te nagelen en daar keer op keer over kunnen schrijven. Zo maar, een aantal blogs achter elkaar. En nog boeiend ook. Er zijn zulke blogs en ik volg ze met groot plezier.
Wat zijn dan die ideeën die in mij zitten opgesloten en wachten om eruit te komen?
Mijn jonge jaren, waarin ik elke keer opnieuw naar een bidonville vertrok in de buurt van Parijs, om daar als vrijwilliger te werken, samen met andere jonge mensen uit andere landen. Uit Denemarken, Duitsland, Italië zelfs. Het zijn de jaren 60 en ik werkte voor een uitzendbureau, verhuurde mijn kamer voor drie maanden, dat scheelde huur en ik bleef er verzekerd van bij terugkeer. Een kamer in Amsterdam was erg gewild en zeker die van mij, drie hoog voor met uitzicht op de Amstel.
Ik kan ook schrijven over de periode dat ik als ziekenverzorgster in de geriatrie werkte. Vooral de nachtdiensten waren heel apart.
De tijd dat ik met mijn gezin uit Amsterdam verhuisde naar een nieuwbouwwijk onder de rook van Utrecht. Ziek van alles wat er niet meer was besloot ik een cursus op te zetten om in 's hemelsnaam mensen te ontmoeten. Van de woonkamer werd een atelier gemaakt en van de zolder maakten we een woonkamer. Een cursus handvormen in klei, vertelde het stencil waarvan ik 200 afdrukken maakte en die in 200 brievenbussen stopte. Er kwamen 10 mensen op die steeds weer terug kwamen. Want toen, was mijn atelier de enige plek waar ontmoetingen plaats vonden. Er kwamen drie draaitafels bij en met een ovenbouwer werkte ik een experimentele keramiekoven uit, die tot 1300 graden kon stoken, steengoed en porselein, op het lichtnet.
Onderwerpen te over, dus.
 Waar ik nu aan begonnen ben is 'free writing'. Ik zet mijn pen op papier en schrijf zonder nadenken, zonder te stoppen. Kom ik op een gegeven moment niet verder, dan kan ik het laatste woord herhalen, totdat ik weer door kan schrijven. Zo ben ik in ieder geval met schrijven bezig.
Soms, een stofzuigklus of onder de douche, kan er ineens een uitstekend idee in mijn hoofd opkomen, dan schrijf ik achter elkaar een goede tekst, in mijn hoofd. Ga ik dan achter mijn computer zitten, is die hele tekst weg en haal ik bij benadering niet die mooie zinnen die er net nog wel waren.
Het is al gedacht. Schrijven hoeft niet meer. Zo iets, denk ik dat er gebeurt in mijn reactiezone .
Zo verging het mij ook in mijn kleiperiode. Op het moment dat ik een gedachte had, werkte ik uit in klei, of het technisch kon. En, kreeg ik het idee dat het kon, dan hoefde ik het niet meer te maken. Het weten was genoeg.
Misschien speelt er nog iets anders. Toen ik pas met klei begon en ik niet wist of er ooit wel iets uit zou komen, kwam er altijd een enorme spanning over mij als ik merkte dat het ging zoals ik wilde.  Meestal legde ik dan een natte lap over de vorm, trok mijn jas aan en liep naar buiten, weg van de spanning. En soms, wanneer ik een tekst bedacht heb, komt er een onrust in mijn lijf, dan gaat het schrijven niet snel genoeg, het houdt mijn denken niet bij en ik loop weg.
Waarom ik dan toch schrijven wil? In één van onze laatste gesprekken, vlak voor zijn dood, zei mijn broer :"Maar jij bent altijd aan het ordenen, zie je dat dan zelf niet. Van klein kind af aan ben jij aan het ordenen geweest en dat doe je nog".
Dat heb ik inderdaad nooit zo gezien maar hij had gelijk, besefte ik op dat zelfde moment. Ik schrijf om te ordenen.
En wanneer ik niet meer zal schrijven, zal vormgeven, ben ik bang, dan zal ik ophouden te bestaan.

9 reacties

La Loba Wolvenvrouw of La Huesera Beendervrouw.

Het is weer een man gelukt ergens op de wereld een steen aan het rollen te krijgen. Een steen die levens zal vermorzelen en voor doden zal zorgen. Poetin, groot politiek leider van Rusland, zo ziet hij zichzelf ongetwijfeld.
Kortzichtigheid alom. "Houd je bek, vuile fascist";" Rot op naar je eigen land". "Dit is mijn land", protesteert een ander,  "Hier ben ik geboren". "Jij hebt de oorlog niet mee gemaakt". Dommer kan toch bijna niet.
 De rest van de wereld kijkt zwijgend toe.
Genoeg mannen die teleurgesteld in hun leven, de wapens willen opnemen tegen hun buurman.
Testosteron in grote hoeveelheden aanwezig.
Met een schouderophalen leg ik de krant op de stapel die al klaar ligt om weggebracht te worden.
Maar het laat mijn gedachten niet met rust. Alsof vrouwen zoveel beter zijn, zegt een klein stemmetje. Ja, wij zijn beter, uitgerust met een zorgvermogen, wij behoeden het leven. O ja? Ben je Huda Ammash vergeten, om maar iemand uit jouw eigen tijd te noemen? Het stemmetje dwingt mij na te denken.

Huda Ammash, microbiologe en de enige vrouw in de militaire top van Saddam Hoessein.
Haar vader werd vermoord op last van Hoessein want hij was het niet eens met de strategie van de baas van zijn land. Maar zijn dochter, Huda, studeerde biologie aan de universiteit van Bagdad en ging toen naar Amerika om microbiologie te studeren in Texas en in Minnesota. Zij kwam terug, zwoer eeuwige trouw aan de moordenaar van haar vader en werkte verfijnend aan de uitvoering van de microbiologische oorlogsvoering.
Huda Ammash, de vrouw die werkte aan de vernietiging van mens en aarde, wachtte slechts op een teken van haar leider.

Ik ken een verhaal, voortgekomen uit de mythologie van Mexico. Eén van 's werelds oudste verhalen.
Ik las haar in het boek 'De ontembare vrouw als archetype in mythen en verhalen' van Clarissa Pinkola Estés en vond haar een waardige tegenhanger van Huda Ammash.

La Loba de wolfsvrouw, ook wel La Huesera de beendervrouw genoemd. Zij verzamelt beenderen die in de woestijn liggen en vooral de beenderen van dat wat verloren dreigt te gaan. Zij verzamelt die beenderen net zo lang totdat zij een compleet skelet van een wolf kan uitleggen tot aan het kleinste botje toe.
Dan strekt zij haar handen uit boven het skelet en zingt. Net zo lang totdat er vlees op de botten komt; spieren over het vlees en huid over de spieren.
Zij zingt net zo lang door totdat er vacht ontstaat op de huid en zij zingt door totdat het wolvenschepsel begint te ademen.
En, terwijl zij onverminderd en krachtig door zingt, opent de wolf de ogen, springt overeind en rent weg. Door de snelheid waarmee de wolf rent verandert deze in een lachende vrouw die vrij naar de horizon rent.

In de huidige, toch weer dramatische tijd denk ik vaak aan La Loba. Een verhaal waarmee ik misschien niets kan in de grote wereld maar wel in mijn eigen kleine. Een verhaal van troost, wat we soms zo hard nodig hebben.

One world trade centre.

8 reacties

Voorbij tijd

Vraag jij je nooit eens af hoe het zal zijn, hoe je dood zal gaan. Alleen, thuis, in je slaap of op de wc. Bij vrienden, in een ziekenhuis?
De vriendin die mij dit zo onverwacht vraagt ken ik al meer dan veertig jaar als de nuchterheid zelve; gevoelig maar nooit in dweepstand.
Sinds zij haar man op een hele vroege ochtend dood op de bank vond, met een glas water op de borst, denkt zij daar regelmatig aan.

Wanneer ik op mijn trein wacht, lekker in het zonnetje, bespringt mij een andere gedachte.
   - Zullen mijn kinderen wanneer ik dood ben iets speciaals doen,iets persoonlijks -
Van schrik doe ik mijn ogen open, waar komt dit nu vandaan. De gedachte meandert door.
   - Misschien zeggen ze wel tegen elkaar: Laten wij mamma's lippen rood maken. Ze ging nooit de deur uit zonder lippenstift op. Tot op hoge leeftijd, zou de ander aanvullen en een beetje giechelig zouden zij zich over de kist buigen - .
Ik zie het ze doen, hoor het ze zeggen en glimlach in het zonnetje.

Mijn moeder was boos toen ze stierf. Nooit heeft zij met open vizier geknokt voor wat zij wilde altijd was zij in lijdelijk verzet. Haar sterfbed kon zij niet verdoezelen maar ze sloot zich af.
Handen tegen haar lichaam gebald tot vuisten. Ogen en mond stijf dicht, zij maakte geen deel meer uit.
De laatste dag dat wij echt contact hadden viel zij in haar stoel steeds in slaap en reageerde verrast als zij mij zag zitten "Hé, jij hier, wat fijn...".
Voor mij was dit het begin van het einde. Niet aangekleed, steeds mij weer vergetend en korte hazenslaapjes door de lange dag heen. Aan het einde van de middag inspecteerde zij haar benen toen ik de kamer weer binnen kwam en zei tegen haar: "Ja ja, bijna 93 jaren en eindelijk mooie benen".
Zij schaterde op haar manier van vroeger. Hoofd achterover, mond wagenwijd open, ogen tot spleetjes en haar schouders schokten. Alleen, geen geluid. Ik lachte mee en iedere keer begon ze overnieuw. Mooier slot van die dag was er niet. Twee weken later stierf ze.
Ver na middernacht liet het leven haar los. Haar ademhaling was zo raspend, zo moeizaam dat ik regelmatig weg moest lopen om zelf even lucht te happen voordat ik opnieuw bij haar kon zitten.
Zij was die nacht niet alleen, maar zo stierf zij wel. Was dat haar keuze of kon ze niet anders?

Mijn vader hield de laatste uren van zijn leven mijn hand stevig vast en als ik wat tegen hem zei kneep hij in mijn vingers. Ik zat dicht bij hem om hem te laten voelen dat hij niet alleen was. Drie maanden heeft hij na een te grote operatie in een verpleeghuis gezeten. Mijn moeder kon hem niet meer in haar bejaardenwoning met verzorging hebben. Zij met haar te hoge bloeddruk, "Nee, dat kan ik echt niet aan".
Wat moet hij eenzaam zijn geweest. Hij heeft haar op handen gedragen, alle jaren van hun huwelijk.
Bij ieder bezoek was hij minder aanwezig. Altijd een smulpaap, nam ik lekkere hapjes voor hem mee; het werd te veel. Hij was op.
Opgebaard in het bejaardenhuis waar hij maar een paar jaar woonde, kwamen veel mensen afscheid nemen. Zijn begrafenis was voor mij een klein feestje voor zijn leven.

En nu? Nu zit ik in het zonnetje te wachten op mijn trein en vraag mij af hoe mijn dochters dat bij mij zullen doen. Op hun eigen manier, mag ik hopen. Slotfeest van mijn leven.
Wanneer het een lijdensweg is geweest mogen zij zich opgelucht voelen dat het voorbij is. Wanneer het zomaar, boem, uit is, hoeven zij niet verdrietig te zijn. Als mens heb je het na kijken, hoe dan ook.
Ik stel mij de eeuwigheid voor als de lavendelblauwe nevel die soms boven zee hangt op een warme zomerdag en de zon filtert tot een warme gouden gloed. Een altijd durende deining met de vriendelijke ruis van een omslaande golf.
Geen grenzen om tegen aan te botsen, wat een heerlijkheid.

achtertuin van mijn ouders.

8 reacties

De diëtiste en ik.

Ik doe het niet zo slecht, bleek gisteren bij de diëtiste waar ik naar toe was gestuurd door mijn bloeddrukconsulente. Ook daar doe ik het goed en wie wil nou niet die bevestiging van tijd tot tijd.
Alleen mij cholesterol is te hoog, vooral gezien mijn hartgeschiedenis?
Mijn hartgeschiedenis? Eigenlijk ben ik de enige die mijzelf niet beschouwt als hartpatiënt, immers, goed gerepareerd is er geen vuiltje meer aan de lucht? Ik ben ook de enige die zich verzet tegen het etiketje 'chronisch'...... Ik weiger mij te laten inlijven bij het leger mensen met een chronische kwaal.

Maar goed, mijn cholesterol is te hoog. Bij navraag bleek het ldl (slechte cholesterol ) 3.5 te zijn, lager dan het jaar daar voor, 4.0. Het was dus al gezakt maar dat werd er niet bij verteld.
Of ik weet wat etalagebenen zijn, ja dat weet ik en nee die heb ik niet. Of ik wel genoeg beweeg is de volgende vraag en dan begin ik te steigeren. Of zij wel weet dat ik zeer volwassen ben en niet bevraagd hoef te worden als een klein kind. Daar heeft zij niet van terug. Ik zie er misschien niet naar uit maar ben zeer wel in staat mijn kont tegen de krib te gooien.
Maar of het een goed idee zou zijn naar een diëtiste te gaan. Ik had al bedacht dat ik beslist geen pillen tegen mijn ldl wil slikken. Een ervaringsdeskundige vertelde mij dat die beroerde bijwerkingen hebben.

We hebben veel gelachen, die diëtiste en ik. Nu ben ik een associatief schrijver, denker, prater; een vraag van haar roept bij mij een herinnering op die ik haar dan ook meteen maar geef.
Mijn eerste opmerking, dat ik bij het lezen van die dingen die nu even niet goed voor mij zijn, sterk het gevoel kreeg in een Calvinistische groep verzeild te zijn geraakt, immers alles wat lekker is, is van nu af aan verboden, deed haar al in de lach schieten.
Aangezien ik met allerlei mensen in allerlei situaties heb gewerkt, werd het een boeiend onderhoud.
Herinneringen is al wat ik nog heb, vertelde ik mijn schoonzoon onlangs, waarbij ik het melodrama niet schuwde. Laat ik het zo zeggen: Ik heb veel waar ik uit kan putten, de tijd dat ik kan toevoegen is korter.

Revenons à nos moutons, een uitdrukking uit een toneelstuk van Molière, dat ik onthouden heb sinds de middelbare school, omdat ik het zo geestig vond. Terugkeren naar mijn uitgangspunt: mijn te hoog ldl. Ik ga aan de roderijstgistextract, tip van een vriendin en die overheerlijke speklapjes waar ik zo gek op ben, ingesmeerd met sojasaus en bestrooid met anijsnageltjes, die moet ik maar heel lang niet eten. Koken is een bevredigende bezigheid, ik ga mij toeleggen op nieuwe ideeën. Vis zal een heerlijk onderdeel daarvan zijn.





3 reacties

Toekomende tijd

Twee nieuwe boeken liggen op mijn leestafel die soms ook mijn eettafel is.
Twee onderwerpen die mij het afgelopen jaar stevig hebben bezig gehouden en van tijd tot tijd voor boosheid hebben gezorgd.
Ik vind het, soms, zeer kwalijk dat ik zomaar 70+ ben geworden en vanuit dat besef komen er vragen naar boven, hoe het zal zijn om dood te gaan en hoe dat zal gebeuren. Zal ik alleen zijn, of in mijn slaap, of erg ziek, erg verward. Het soort vragen waarvan ik weet dat vooral alleenstaanden die hebben.
Natuurlijk benauwd dit onderwerp mij, ga ik liever over tot de orde van de dag. Maar ik kan niet anders dan mij voegen naar die gedachtestroom zoals ik mij altijd heb gevoegd naar datgene wat zich aan mij voltrekt terwijl ik zelf andere plannen heb.
Goed, nu dus die twee boeken. Eerst de ouderdom en dan de dood. En met die volgorde mag ik mij gelukkig prijzen. Meer dan genoeg mensen om mij heen hebben de leeftijd van 70 niet gehaald, dierbare vrienden, familieleden, missen doe ik ze. Niet zeuren denk ik dan. Precies mijn punt. Ik wil niet zeuren, mijn punt van aankomst is mijn oude dag.
Ik krijg het idee dat oud worden niet meer mag; oud worden zonder het te zijn is het parool.
De blije 70+, die fietst, voetbalt met kleinkinderen, nog een duik in het meer neemt, al dan niet voorzien van inlegkruisjes. Niets oud en krakkemikkig. Dat is maar goed ook, met de huidige gezondheidszorg want die is uitgehold, bezuinigd heet dat eufemistisch. Wij moeten zelfstandig blijven, zo lang mogelijk. Mijn idee en ik ga er voor. Zolang ik niet op de fiets geschept word door een 16-jarige die op zijn fiets aan het sms-en is, of onderuit ga op een pas gedweilde vloer in de drukte van het centraal station, ik noem maar een dwarsstraat. Ik wil wel zelfstandig blijven, vrolijk mijn oude dag binnen huppelen en vooral blijven lachen. Helemaal gerust ben ik er niet op.
Rudi Westendorp kon er mooi over praten bij De wereld draait door. Zijn brillenglazen schitterden, zijn vlinderdasje ging er bijna van fladderen: kinderen die nu geboren worden kunnen wel héél oud worden, in de toekomst zelfs wel 135 jaar, dat was niet uitgesloten. Heb je wel een waterhoofd nodig, dacht ik, waar laat je levenservaring van 135 jaar. Ik moet er niet aan denken. De pil van Drion moet dan toch echt wel beschikbaar zijn, om de balans in balans te houden.
Het boek van Bert Keizer, Tumult bij de uitgang gaat over het gebrek aan plaats voor doodgaan in deze huidige tijd. Doodgaan wordt het grote menselijke falen in de komende tijd. De maakbare wereld heeft de toekomst.
 "Wat, bent U pas 85, hoe durft U. Wij denken aan 130 jaar, even nog volhouden hoor...".
 Wat een heerlijke wereld.
Misschien moet toch eerst dat sterven goed geregeld zijn, voordat we gaan voor die hele hoge leeftijd. Mij ontgaat het nut van almaar meer willen, ouder, gezonder, ingrijpen in het leven. Wat een dwaas is de mens. Doorgeschoten evolutie.

Wat ik wil proberen is vrede te krijgen met datgene wat ik niet veranderen kan. Ook ouderdom is een groeiproces, waarin iedereen niet alleen  zijn eigen persoonlijkheid kan volgen maar ook ontplooien.
Misschien ook, afmaken wat is blijven liggen in de vruchtbare jaren van leven.
De twee boeken die ik gekocht heb, geven mij het gevoel dat ik niet werkeloos aan de kant ga staan maar opnieuw mijn groei ter hand neem. Maar ouder dan 93? Echt niet!

4 reacties

Gesprek met een schilderij

Je bent mijn leven binnen gekomen in grijze tinten met hier en daar een lichte toets.
Vanuit een prachtige lijst kijk jij mij aan. Als schilderij ben je nu van mij, in mijn huis en de plaats die je krijgt aan de muur moet ik nog even goed bekijken. Omdat het licht anders valt dan ik dacht.
Aanwezig ben je, al is het alsof je alleen maar even om de hoek kijkt.
Waar zou je staan, half in een deuropening? Wachtend tot iemand je opmerkt, kijkend in een kamer vol mensen die praten met elkaar?
Ik kan van alles bedenken. Mijn eigen verhaal bij jouw portret. Dit is voor mij de kracht van jouw blik. Ik kijk naar jou, jij kijkt terug.
Al poserend heb je waarschijnlijk naar de schilder gekeken. Zo nu en dan een woord gewisseld. Je blik soms naar rechts, naar links laten gaan maar altijd terugkerend naar dat ene punt.
En, wanneer de tijd vordert verdwijnen de woorden, wordt de stilte dieper en breder. Een woordeloos gesprek.
Nu kijk jij mij aan en ik kijk terug. Zonder woorden.

Geschilderd door Martin Koole